Op het strand ter hoogte van strandpaal 114 - gelegen tussen Hoek van Holland en ’s-Gravenzande-  werd het lichaam van  Amerik van den Oever gevonden. Het lichaam werd in een kruipende houding aangetroffen zodat werd aangenomen dat Van den Oever zwemmend het strand heeft weten te bereiken maar door uitputting is overleden. Op dezelfde dag werd door de stoomreddingboot van Hoek van Holland ‘Prins der Nederlanden’ een mast en een zeil van de botter aangebracht. Het scheepje zelf lag als wrak op een van de Delflandse hoofden en werd nog met haken doorzocht op lijken. Aan de overblijfselen van de botter was op te maken dat het scheepje was overstoomd waarbij de zoon -Arie van den Oever- direct overboord moest zijn geslagen. Op de 23e januari kwam vlak voor de buitenhaven van Scheveningen het lichaam van Arie van den Oever aandrijven zodat ook hij ter aarde kon worden besteld. Van het schip welke de botter had overstoomd is niets bekend geworden.